Maria Petyt
De Karmelitaanse tertiaris Maria Petyt (1623-1677) – haar kloosternaam was Maria a S. Teresia – werd op 1 januari 1623 geboren in Hazebrouck, een stadje in de Franse Westhoek dat toen toebehoorde aan de Zuidelijke Nederlanden. In 1657 stichtte zij een kluizenaarsgemeenschap naast het Karmelconvent in Mechelen. Haar voorspraak en boetedoening maakten Maria Petyt tot een gezagvolle persoonlijkheid in de hervormingsbeweging van haar tijd.
Maria Petyt beoefende in haar kluis het inwendig gebed, ook wel de Oefening van de tegenwoordigheid Gods genoemd. In dit gebed trachtte zij zich van alle beelden te ontbloten om Gods eenheid in haar eigen leven en in de wereld om zich heen te ontwaren. Daarnaast werd Maria’s spiritualiteit, net als die van veel andere mystieke vrouwen in de zeventiende eeuw, gekleurd door een sterke hang om opgenomen te worden in het hemels Niet.
Onder redactie van haar geestelijk begeleider Michaël à Sancto Augustino verschenen na haar dood vier boeken met Maria’s brieven en andere korte geschriften van haar hand: Het leven van de weerdighe moeder Maria a S. ta Teresia (alias) Petyt.
Maria’s spiritualiteit kent een brede integratie van Middeleeuwse motieven, die diep ingrijpen op de structuur van haar geestelijke leven. Van groot belang daarbij is de plaats en de dynamiek van de godsontmoeting. God wordt ontmoet in de grond van de ziel. Wie op een ontvankelijke manier in contact komt met dit ‘pointje’ van de ziel kan daar het hoogste Goed aanschouwen.